In onze streken kan de honingbij niet overleven zonder “beschermend omhulsel” (zoals op de foto hiernaast). Bijen woonden in onze streken eeuwenlang overwegend in holtes in bomen. Het is maar sinds een relatief korte periode (zeg zo’n 150 jaar) dat mensen begonnen zijn met bijen intensief in een “behuizing” te steken. De behuizing die je bijen aanbiedt verraadt veel over hoe je imkert. Er zijn ondertussen honderden types bijenkasten en andere bijen-verblijven in gebruik. Zeggen dat er evenveel types bijenbehuizing bestaan als imkers is schromelijk overdreven maar toch denkt zowat elke kast-imker zijn eigen veranderingen of verbeteringen aan bestaande kasttypes te moeten doen. Daar is niets mis mee. Mensen zijn nu eenmaal uitvinders en de honingbij is flexibel genoeg om de meeste soorten behuizing die we haar aanbieden te aanvaarden. Als een zwerm uit een volk vertrekt en een nieuwe woning kan kiezen kiest die soms ook voor de meest vreemde onderkomens. Maar toch hebben bijen een aantal natuurlijke voorkeuren bij de keuze voor een nieuw onderkomen.

Thomas D. Seeley deed jarenlang veldonderzoek rond in het wild levende honingbijen in het Arnot Forest in het noorden van de staat New York. Hij schreef er een fascinerend boek over. In zijn onderzoek naar welke criteria zwermende honingbijen hanteren bij het kiezen van een nieuw onderkomen experimenteerde hij met verschillende types lokkasten. Voor elk mogelijk belangrijk aspect van de woning (volume, grootte van de vliegopening, de hoogte en positionering van de vliegopening, vochtigheid, spleten, aanwezigheid van oude raat) werkte hij telkens met drie gelijke lokkasten waarbij in elk trio de lokkast telkens op één van die aspecten verschilde. Elke test werd verschillende keren, op verschillende plaatsen en op verschillende tijdstippen herhaald. Zo kon Seeley concluderen dat de ideale bijenwoning in het wild aan een aantal heel duidelijke kenmerken voldoet.

Kenmerken van behuizing in het wild

  • Een wilde nestholte heeft een volume van ongeveer 40 liter.
  • Een kleine vliegopening wordt verkozen boven een grote en ze is eerder zuidelijk georiënteerd dan noordelijk. Bijen verkiezen een ronde vliegopening boven een smalle spleet en een vliegopening onderaan de woonholte krijgt de voorkeur.
  • Hun uitverkoren nest bevindt zich in het wild makkelijk op 5 meter hoogte.
  • Als er sporen zijn van vroegere bewoning in de vorm van honingraten vinden de bijen dat fijn.
  • De vorm van de nestholte speelt niet echt een rol, evenmin als het feit of de holte kurkdroog of tochtig is omdat er spleten zijn.

De hoogte van het nest met een kleine vliegopening maakt de woning voor de bijen makkelijker te verdedigen; een kleine opening, hoog in een boom valt nu eenmaal minder op voor allerlei belagers.De aanwezigheid van oude raten geeft een zwerm een vliegende start. Na enig opschoonwerk kan de koningin onmiddellijk aan de leg en de oude raten vormen een mooie vertrekbasis voor meer en grotere raten.Omdat bijen met propolis alles dichtkitten wat ze dicht willen, kunnen ze tochtige spleten zelf aanpakken. Met propolis leggen ze ook een antibacterieel schild aan de binnenkant van het volledige nest. Op die manier maken ze een eerder vochtige nestholte ook droog.De grootte van de vliegopening, de oriëntering op het zuiden en de positionering onderaan de nestholte heeft dan weer te maken met de warmtehuishouding.

Twee bijkomende gegevens:

  • Uit een ander onderzoek in hetzelfde bos bleek dat in het wild levende kolonies een onderlinge afstand respecteren van 500 à 1000 meter. Dat heeft dan weer te maken met de beschikbare voedselbronnen en de onderlinge concurrentie tussen verschillende kolonies honingbijen
  • De wanden van de nesten die bijen kiezen in het wild – meestal in bomen – zijn een pak dikker dan die van de meest gangbare kasten.

 

Toegepast op het imkeren

De moderne imkerij lijkt niet echt veel van die natuurlijke voorkeuren te erkennen. De vliegopening situeert zich weliswaar meestal onderaan en is meestal eerder zuidelijk georiënteerd. We houden er ook van om onze volken bewaarde raten of op zijn minst waswafels te geven.Maar verder staan de meeste kasten gewoon dicht naast elkaar en nauwelijks een halve meter boven de grond. De meeste kasten zijn vele keren groter dan de geprefereerde 40 liter en propolis vinden imkers over het algemeen vervelend. De toegang tot de kasten is makkelijk 40cm breed en 2cm hoog zodat vele haalbijen tegelijk naar binnen kunnen om hun lading af te laden en opnieuw te vertrekken. Daardoor wordt roverij wel makkelijk. De dikte van de wanden van de kasten bedraagt zelden meer dan 20mm.De insteek voor dat tegennatuurlijk gedrag is enerzijds bedacht vanuit het gemak voor de imker en anderzijds om de bijen zoveel mogelijk honing laten produceren.Een kast die beperkt blijft tot 40 liter, een pak minder dan de gangbare Simplex op twee broedbakken met een honingzolder, kan niet alleen minder honing bevatten maar gaat misschien ook sneller zwermen. Het eerste is voor de imker erger dan voor de bijen want het volk heeft met de opslagmogelijkheid aan honing een voorraad die ruim volstaat. Zwermen beschouwt de imker vaak als een vervelende zaak maar het verzekert de bijen van de natuurlijke vitaliteit.

Natuurlijke kasten

Jef Wynants Volk in levende holle boom

Natuurlijke imkers baseren zich veel meer op hoe de bijen het in de natuur zouden doen wat geenszins betekent dat daardoor de bijen verwaarloosd worden. De manier en de frequentie van ingrijpen en controle is anders. Natuurlijk imkeren kan in principe met nogal wat kasttypes maar toch zijn er een aantal kasttypes waar veel mee gewerkt wordt omdat ze dichter aanleunen bij wat de bijen in de natuur opzoeken. Het meest verregaand is wellicht de uitgeholde boomstam met daarnaast de Warrékast, de Einraumbeute en de Weissenseifener hangkorf (Sunhive) als drie meest bekende. Ze hebben elk hun specifieke kenmerken.

  • De Warrékast (en alle variaties) heeft rompen van 30 x 30 x 21cm en in zijn klassieke opstelling (meestal 2 rompen in de winter en 3 in de zomer) ongeveer het volume van 40 liter. Bovendien worden er meestal rompen aan de onderkant toegevoegd wat aanleunt bij het natuurlijk evolueren van een bijennest. In plaats van ramen gebruikt men vaak toplatten met een kleine was strook als starter. Doel is het bevorderen van natuurbouw.
  • De Einraumbeute, letterlijk vertaald “de kast uit één kamer” (in het Engels bekend als de Golden Hive omdat de afmetingen de gulden snede eerbiedigen) laat een horizontale uitbreiding toe. Haar meest typische eigenschap zijn de relatief smalle maar hoge kaders. Het voorkomt dat het broednest, zoals bij kasten waar verschillende rompen op elkaar worden gestapeld, thermisch onderbroken wordt door kaders of toplatten.
  • De Sunhive, ontsproot uit het brein van kunstenaar-imker Gunther Mancke. Het is een eivormige dubbele strokorf die traditioneel vrij hoog wordt opgehangen en die ter bescherming tegen weer en wind wordt ingesmeerd met koeienpoep. Dat laatste komt uit het klassieke korfimkeren. De poep wordt gemengd met kalk, een anti-sceptisch middel (denk aan de witgekalkte stallen op oude boerderijen). De strokorven ademen en de structuur van het stro laat de bijen toe om een flink antibacterieel propolis-schild aan te brengen. De eivorm is de natuurlijke trosvorm van een kolonie (denk aan de vorm van een zwerm en aan de kettingen die de bijen vormen bij natuurbouw).
  • Het imkeren in uitgeholde boomstammen zoals in de zeidler-traditie verspreidt zich geleidelijk aan terug over Europa.

Laten we ook niet vergeten dat:

  • We best beginnen met goed na te gaan of een locatie wel geschikt is. Is er voldoende voedsel vanaf de lente tot de winter? Welke stress factoren zijn er in deze omgeving?
  • De kast best beschut staat tegen felle zon maar evenmin op een vochtige of te donkere plaats.
  • We bij het maken van behuizing zoveel mogelijk gebruik maken van natuurlijke materialen die het milieu niet belasten en hernieuwbaar zijn.
  • Vaak wordt beweerd dat een bijenvolk zich verticaal ontwikkelt maar bijvoorbeeld ook Top Bar Hives bewijzen dat bijen dat horizontaal even vlot doen
  • Het type behuizing of kast maar één element is bij het bijenhouden of -hoeden. Ook bij imkers die werken met meer traditionele kasttypes zien we meer en meer elementen uit het natuurlijk imkeren toegepast worden.
  • Ramen bij bepaalde kasttypes horen. Dit laat het gebruik van waswafels en vlotte controle toe. Bij andere kasttypes wordt alleen van toplatten gebruik gemaakt waardoor de raten geheel of gedeeltelijk aan de zijkanten worden vast gebouwd.
    Ook hier dient gekozen afhankelijk van wat men wil bereiken.
    Niet vergeten dat aanwezigheid van ramen wel eens uitnodigt tot onnodige manipulatie. Ook een praktische kant kan nadelen hebben.
  • De “bijenruimte 8mm (+-2mm) is. Dit is de ruimte die bijen openlaten als doorgang.
    Openingen kleiner dan 6mm worden door de bijen gedicht met propolis. Openingen groter dan 1cm worden dicht gebouwd met was.Re-wildering of verwilderen

In onze streken zijn we daar tot nu minder mee vertrouwd, maar al enkele jaren duiken her en der projecten op die de her-verwildering van honingbijen actief in de hand werken.
Meestal bepaalt de imker waar en hoe een bijenvolk behuisd is maar hier kiezen de bijen zelf waar ze intrekken.Ujubee in Zuid-Afrika en La Donaira in Andalusië zijn maar twee voorbeelden van projecten waar honingbijen de kans krijgen vanuit een bijenstand te zwermen, zich in het wild te vestigen en daar via natuurlijke selectie voor het voortbestaan van de soort te zorgen. Voorbeelden van hoe het propageren van het natuurlijk gedrag van bijen hand in hand kan gaan met een daadkrachtig natuurbeleid.Laten we niet bang zijn en onze aanpak eens confronteren met Jenny Cullinan van Ujubee. Daarbij wordt het begrip “behuizing” meteen in een veel bredere context geplaatst.
Zij verwoordt het zo: “Om bijen te redden moeten we ze gewoon vrij laten zijn. We moeten er mee ophouden alles wat hun wezen bepaalt te willen begrijpen, controleren en manipuleren want dat verandert uiteindelijk alleen maar hun natuurlijk gedrag.Bijen hebben ons niet nodig om een huis te vinden en het in te richten. Ze moeten niet in bijenkasten worden opgesloten waar de celgrootte en de vorm van hun raten wordt gestuurd door ramen en waswafels. Bijen hebben onze medicatie niet nodig. Door ze te behandelen doden we ook alle gezonde microfauna waarmee ze in hun habitat harmonisch samenleven en die hen helpt in de strijd tegen ziekten. Behandelen vernietigt de natuurlijke aanleg van de bijen om met plagen om te gaan.Bijen hebben ons niet nodig om hun voedsel te verzamelen en te beheren. Honing is hun voedsel en de beste energiebron. Bij wilde bijenkolonies vind je geen overweldigend grote honingvoorraden. Er is net zoveel voorraad als de bijen nodig hebben om dagen of weken van slecht weer of grote droogte te overbruggen, genoeg brandstof voor alle acties in het nest – de zorg voor het broed, het maken van was, bijenbrood of koninginnenbrij, het reinigen van cellen waardoor de koningin aan de leg kan, het regelen van warmte- en vochthuishouding in het nest.Als elke imker zijn liefde voor of zijn verwondering over bijen (en beide zijn onontbeerlijk) zou omtoveren in de kunst van het toekijken hoe de bijen doen wat ze van nature doen, dàn zouden bijen wereldwijd veel beter af zijn en in staat te overleven.Met een ‘bijenhouder’ (als synoniem van imker) benoemen we dan iemand die er niet alleen voor zorgt dat er in overvloed bloeiende planten in onze tuinen staan, dat er slierten wilde bloemen op landbouwgrond groeien en dat we behoedzaam omspringen met onze bossen maar ook iemand die waakt over het bewaren en het herstel van ons ecosysteem in al zijn aspecten. Dat zijn de echte bijenhouders en door dat te doen zullen de bijen ons en de generaties na ons met hun werk in leven houden.

Besluit

Laten we meer het belang van de bijen dan dat van de imker centraal stellen wanneer we bepalen waar en hoe we bijen onderbrengen. Tegelijk mag er ruimte zijn voor creativiteit en verschillende benaderingen zolang die het belang van de bij maar centraal blijven stellen.
Als de behuizing optimaal geschikt is voor de bijen maken we hen het leven gemakkelijker en vooral meer gezond. Temperatuurregeling, vochthuishouding enz… zijn gemakkelijker te regelen in een bij-geschikte behuizing.
Dus is het soort behuizing belangrijk, maar vooral belangrijk is hoe we met de bijen omgaan, welke “methode” we gebruiken.