Wat is bestuiving?

De overdracht bij een bloeiende plant van stuifmeelkorrels (met daarin mannelijke zaadcellen) vanuit de meeldraden naar de stamper (vrouwelijk geslachtsorgaan). Bestuiving kan leiden tot bevruchting maar dat hoeft niet persé.

Manieren van bestuiving.

Dit kan gebeuren door insecten, door andere dieren (vogels, vleermuizen, slakken), door de wind en door water. Meer dan 80% van de bloeiende plantensoorten in de wereld zijn afhankelijk van bestuivers om hun voortplanting te waarborgen. Wij beperken het hier tot bestuiving door insecten.

Bestuiving door insecten.

De eerste insectensoort waar we aan denken als het over bestuiving van bloeiende planten gaat is meestal de honingbij, Apis mellifera. Niet helemaal terecht want er zijn verbazend veel andere insecten die een belangrijke rol spelen bij het bestuiven. De belangrijkste ordes van insecten zijn vlinders en motten (Lepidoptera), kevers (Coleoptera), tweevleugeligen zoals muggen en vliegen (Diptera) en vliesvleugeligen zoals mieren, bijen en wespen (Hymenoptera). De drie groepen die het meest bijdragen aan het overdragen van stuifmeel zijn: de wilde bijen, de zweefvliegen, en de vlinders.

  • De wilde bijen
    Men schat dat er ongeveer tussen de 350 en 400 soorten wilde bijen zijn in België en Nederland. Er komen zowel sociale (vb. hommels) als solitaire soorten voor. Ze voeden zich voornamelijk met stuifmeel en nectar en bezitten een eigen manier om stuifmeel te oogsten (via borstels, korfjes, geveerde haartjes). Wilde bijen zijn zonder twijfel uitstekende bestuivers. Dat bewijzen o.a. de hommels die meer en meer bij commerciële bestuiving worden ingezet.
  • De zweefvliegen
    De zweefvliegen zijn een familie binnen de orde van de Diptera (vliegen en muggen). Ze worden vaak en gemakkelijk verward met bijen of wespen. Ze doen er vaak alles aan om op bijen te gelijken. Ze verschillen echter van bijen o.a. door hun korte voelsprieten of het feit dat ze niet vier maar twee vleugels hebben. Zweefvliegen voeden zich hoofdzakelijk met nectar.
    Een 300 tal soorten zijn als inheems te beschouwen.
  • De vlinders
    De vlinders behoren tot de meest “aaibare” insecten, ze zijn zeer populair bij het grote publiek, maar minder bekend als bestuivers. Men onderscheidt dagvlinders (zo’n 50 soorten) en nachtvlinders (meer dan 2000 soorten). Het grote verschil tussen vlinders en andere bestuivende insecten is hun opvallend lange en soepele tong die het verzamelen van nectar sterk vergemakkelijkt.

Belang van bestuiving veel meer dan alleen economisch.

Door het bestuiven van wilde en gecultiveerde plantensoorten bieden insecten een essentiële regulerende dienst met een aantal voordelen voor de mens. We denken aan de productie van gewassen en honing, onkruidregulering en andere culturele voordelen. Helaas kijken overheden te vaak op korte termijn en wordt te dikwijls enkel het economisch rendement van bestuivers als argument gebruikt om actie tot bescherming te ondernemen. Aan het behoud van biodiversiteit als genetisch en cultureel erfgoed en de klimaat-regulerende eigenschappen van biodiversiteit wordt veel te weinig aandacht besteed. Het brede publiek en de politieke overheden kijken nog steeds naar honingbijen binnen een veel te enge landbouwkundige benadering.

Verlies aan wilde bestuivers wereldwijd en bij ons.

Ondanks de wijdverspreide bezorgdheid over dalingen in bestuivingsdiensten, is er weinig bekend over wat er precies verandert bij de meeste groepen bestuivers. Door het bestuderen van groepen bijen en zweefvliegen in Groot-Brittannië en Nederland is er bewijs van dalingen (vóór – versus na 1980) in de diversiteit van lokale bijen in beide landen. Er werden echter uiteenlopende trends waargenomen wat zweefvliegen betreft. Afhankelijk van de groep en de locatie was de afname van bestuivers het meest voorkomend bij habitat- en bloemspecialisten, bij univoltine soorten (levenscyclus bestaat uit één generatie per jaar) en/of bij niet migrerende insecten. In combinatie met dit bewijsmateriaal zijn uitkruisende plantensoorten die afhankelijk zijn van de afnemende bestuivers gedaald ten opzichte van andere plantensoorten.

De conclusies van deze bevindingen suggereren sterk een oorzakelijk verband tussen het lokaal uitsterven van planten- en bestuivers soorten die functioneel aan mekaar gekoppeld zijn.In Vlaanderen verloren we sinds de jaren 70 ongeveer 45 plantensoorten waarbij het verlies aan bestuivers hierbij zowel oorzaak als gevolg is.

In veel landen over de hele wereld werd de laatste decennia een algemeen verlies van wilde bestuivers vastgesteld. In België werd dit verlies voor het eerst geregistreerd in de jaren tachtig, als reactie op de toenemende intensivering van de landbouw en verstedelijking. Daarnaast worden meerdere meer algemene factoren genoemd die verantwoordelijk zijn voor de afname van bestuivers: klimaatverandering, toename van landbouwgrondoppervlak, homogenisering van gekweekte soorten, toenemend gebruik van chemicaliën, reductie van (semi-) natuurlijke habitatgebieden, verlies van genetische diversiteit, ontwikkeling van parasieten en pathogenen en de vermindering van beschikbaarheid van bloemen.

Verlies aan wilde bestuivers: verregaande ecologische en economische gevolgen.

De duidelijke afname van bestuivers bedreigt niet alleen de bestuivingsdienst die zij aanbieden, maar ook hun functioneren binnen de ecosystemen waar ze deel van uitmaken, het menselijk welzijn en de gewasproductie. Zo’n 75% van de gecultiveerde plantensoorten vertrouwen wereldwijd op insecten, met name wilde bijen, voor de productie van fruit en zaden.Insecten die bestuiven leveren hiermee een ecosysteemdienst die essentieel is voor ecosystemen en voor onze economie. Een grote meerderheid van de bloeiende planten die we consumeren hangt ervan af. Net als in veel andere Europese landen worden ook in België de landbouw en het menselijk welzijn bedreigd door de afname van bestuivers die de laatste decennia is waargenomen.

Het deel van de plantaardige productie voor menselijke voeding dat we kunnen toeschrijven aan de werking van insecten die bestuiven, vertegenwoordigde in 2010 een waarde van ongeveer 251,6 miljoen euro in België. Dit betekent dat 11,1% van de totale waarde van de Belgische plantaardige productie (in termen van hoeveelheid en kwaliteit van het fruit) afhankelijk is van bestuivers.

Bronnen:

  • Mapping the dependency of crops on pollinators in Belgium, F. Jacquemin, C. Violle, P. Rasmont, M. Dufrêne, 26 jul 2017
  • Threats to an ecosystem service: pressures on pollinators, J. Vanbergen, 01 June 2013
  • Parallel Declines in Pollinators and Insect-Pollinated Plants in Britain and the Netherlands
    JC. Biesmeijer, e.a., Science 21 Jul 2006