Onze honingbij overwintert als volk.  Dit maakt ze waar dankzij haar vermogen om een eigen warmteregulatie in het broednest te realiseren.  Laat ons voldoende stilstaan bij deze warmtehuishouding omdat het belang ervan voor de honingbij en het imkeren nooit genoeg kan benadrukt worden en zich niet beperkt tot de winter.

Het blijft een opmerkelijk gegeven dat er in onze contreien niet meteen andere insecten zijn die dit mechanisme hanteren om de winter door te komen.  De meeste andere insecten overleven de winter in een rusttoestand als volwassen individu of als pop en ontwaken pas uit deze overwinteringsmodus in het (vroege) voorjaar.  Ook dit maakt de manier waarop een bijenvolk functioneert zo uniek.

Inzoomen op deze warmtehuishouding is niet alleen boeiend. Zonder inzicht hierin kan men nooit het functioneren van een bijenvolk echt begrijpen.

Hoe werkt het?

Bijgevoegde tekening van prof. Thomas Seeley (1) toont de temperatuurgradatie binnen een bijenzwerm bij 2 verschillende temperaturen.  Links op de tekening zie je de situatie bij een buitentemperatuur van 5°C.  De bijen vormen een isolerende mantel door dicht aan elkaar te hangen.  Deze bijen lijken te rusten maar produceren actief warmte door hun vliegspieren te laten trillen alsof ze aan het vliegen zijn (zonder dat hun vleugels meebewegen).  Binnen in de tros loopt de temperatuur op door hetzelfde mechanisme.  Zo slagen ze erin om bij deze lage temperatuur de binnenruimte op 35°C te brengen zodat het broednest alsnog kan opstarten.

Bij een omgevingstemperatuur van 30°C verandert dit beeld drastisch.  Dit is te zien op de rechterkant van de tekening.  De isolatiemantel is verdwenen en de bijen aan de buitenkant van de zwerm zijn nu niet actief.  Ze schikken zich zo dat er ventilatiekanalen verschijnen in de tros.
De nadruk komt nu meer te liggen op ventilatie van de zwerm.  Indien nodig zullen een aantal bijen door het waaieren met hun vleugels voor een luchtstroom zorgen.
Als het waaieren alleen niet voldoende afkoeling brengt zullen de bijen zelfs water bijhalen en laten verdampen.  (Verdampen vergt immers warmte waardoor de temperatuur naar beneden kan gebracht worden.)

Subtiel aanpassingsvermogen staat centraal

De bijen beheersen zowel isolatie als ventilatie op zo’n meesterlijke wijze: onderzoek bewees dat ze de temperatuur in hun broednest tot op 0,1°C precies reguleren!  En dat terwijl een bij op zich een koudbloedig dier is en de omgevingstemperatuur aanneemt.  Dankzij hun samenlevingsverband kunnen ze zich als kolonie daadwerkelijk aan hun omgeving aanpassen: voor hun nesttemperatuur is een bijenvolk als geheel dus in grote mate onafhankelijk geworden van de buitentemperatuur.

Deze strategie heeft echter ook zijn prijs.  Op elke moment van het jaar moet het bijenvolk in staat zijn om warmte te produceren.  Hier slagen ze in dankzij de grote honingvoorraad die ze verzamelen in het broednest.  De mogelijkheid om zo’n grote honingvoorraad op te bouwen is een grote sterkte en een voordeel dat door natuurlijke selectie is ontwikkeld. Dit vermogen maakt voor ons mensen het houden van bijen zo interessant aangezien we het overschot kunnen oogsten van de overvloed die onze honingbij nastreeft.

Toepassen bij het imkeren

Voor de imkerspraktijk is het boeiend om aandacht te besteden aan deze opmerkelijke warmtehuishouding.  Professor Seeley (1) wijst er bijvoorbeeld op dat het honingverbruik drastisch lager ligt bij volkeren die in natuurlijke boomstammen huizen in vergelijking met de volkeren in hedendaagse bijenkasten.  Dit verband merkte Johann Thür (2) al op in 1946 wanneer hij de voordelen van de Christ-kast uit de doeken doet, een kast die qua concept gelijkloopt met de Warrékast.
Uiteindelijk is het niet zo verwonderlijk aangezien holtes in bomen vaak omringd zijn door een laag hout van 10 cm en meer waardoor zowel opwarming als afkoeling door het weer zeer getemperd worden.

De bijen kunnen ons dus belonen met een hogere honingvoorraad als wij de behuizing van de bijen maximaal gaan afstemmen op het controleren van de nesttemperatuur.  Deze conclusie ligt voor de hand, maar dit realiseren is best een complexe aangelegenheid aangezien je tegelijkertijd isolatie én ventilatie in het oog moet houden.  Zo niet ontstaat er een overdreven condensvorming wat leidt tot schimmelvorming en een verhoging van de ziektedruk op bijen, vooral tijdens de wintermaanden.

Het goede evenwicht nastreven tussen voldoende vocht, optimale isolatie en ventilatie is dus een uitdaging waarbij de biologie van de bij richtinggevend moet zijn.  Hoe beter we hierin in slagen, hoe meer de honingbij ons zal kunnen belonen met een rijke honingvoorraad.  Voorwaar een boeiende uitdaging.

Dit principe is toegepast bij de goed uitgevoerde Warré-kast (beschrijving elders op deze site) maar kan uiteraard ook gehanteerd worden bij andere kast types.

(1)    Thomas Seeley – ‘Honeybee democracy’, Princeton University Press, – 2010

(2)    Johann Thür – ‘Bienenzucht: Naturgerecht einfach und erfolgssicher’ – 1946

Leestip: Amerikaans artikel Winter management