Naast de koningin, de werksters en de darren zijn de raten het vierde levensnoodzakelijke onderdeel van het bijenvolk. De raten van een volk doen dienst als skelet, baarmoeder, voorraadplaats, communicatiemiddel, immuniteitssysteem (propolis), thermische isolatie en vochtigheidsschild. Ze zijn van vitaal belang voor een bijenvolk, een orgaan voor wat de laat negentiende -eeuwse onderzoeker Ferdinand Gerstung omschreef als ‘Der Bien’ en dat de hedendaagse bioloog Jurgen Tautz respectvol een superorganisme noemt. Als de raten het skelet zijn, dan zijn de afzonderlijke bijen de cellen van het bijenvolk. Dit skelet is het eerste wat de bijen beginnen te bouwen wanneer ze als zwerm in een nieuwe behuizing terecht komen. Al wat ze in hun verdere leven doen en maken is aan dit skelet, aan deze raten verbonden. Eitjes worden erin gelegd, de bij evolueert erin tot larve en pop, wordt koningin, dar of werkster, elk op eigen manier en tempo. Als ondergrond voor de bijendans (kwispel- en trildans) zijn de raten ook een communicatiemiddel.

Wildbouw

Natuurlijke bijenhouders kiezen meestal voor wildbouw – aan toplatten of kaders – omdat de bijen die bouwen volgens hun eigen inzichten. Met “wildbouw” wordt bedoeld dat de bijen de raten geheel zelf bouwen en dus zelf vorm en afmeting van de cellen zelf bepalen. Het zijn heus niet alleen bio-dynamische imkers die geloven dat bijen hun eigen wezen uitdrukken door zelf vrij hun raten te kunnen bouwen. Het ene volk heeft meer darrenraat, het ander zal meer gaten in de raten openlaten, weer een ander zal zijn eigen golvende beweging in de raten leggen. Als een zwerm begint te bouwen, doet die dat steeds van boven naar beneden. De bijen maken, door zich met de pootjes aan mekaar vast te houden, een ketting, eerst klein, later steeds groter. Zo bouwen ze steeds in de vorm van een ei met de punt naar beneden. Ze zullen ook nooit de voorkant (het dichts bij het vlieggat) volledig vast bouwen. Daardoor kunnen de raten beter meetrillen als de bijen met mekaar willen communiceren.

Waswafels

Traditionele imkers geven aan de bijen meestal waswafels (ook bekend als kunstraat, of startraat). Waswafels zijn dunne plakken was waarin aan weerzijde een opstand van cellen is geponst. De waswafels worden ingesmolten op dunne inox-draadjes die gespannen zijn op de klassieke kaders. Imkers die dit doen geloven vrij algemeen dat waswafels de bijen heel wat werk besparen. Dat wordt ontkracht door volgende twee feiten. Een studie berekende dat lege natuurlijke raat 10.3g/dm², een waswafel 9.3g/dm² en raat gebouwd op een waswafel 16.7g/dm² wegen. Een waswafel bespaart dus slechts 2.9g/dm². Daarnaast ontdekte Abbé Warré bij toeval hoe bijen hun raat even snel bouwen vanaf een starterstrip als op waswafels. Kolonies die waswafels krijgen bouwen zo’n 5% darrencellen terwijl hun natuurlijk aantal in een bijenvolk 17% bedraagt. Is die grote discrepantie storend voor de routine van een kolonie omdat de werkster op zoek moeten naar plaats in de hoeken van de kast om er darrencellen te bouwen? Alles wat het aantal darren in een kolonie beperkt heeft invloed op de polyandrie (meerdere mannelijke aanwezigheid) van een kolonie en vermindert het aantal genetische mannelijke lijnen. Studies toonden aan hoe een interkoloniale genetische diversiteit (polyandrie) bijdraagt tot de homeostase (het in evenwicht zijn van alle functies in een levend wezen), de gezondheid en de overlevingskansen van een bijenvolk. Naast hun rol in de voortplanting produceren darren 50% meer warmte per bij dan werksters. Daarom zijn de 1000 of wat darren (5.6% van het totaal) die gemiddeld in een in het wild levende kolonie aanwezig zijn iets helemaal anders dan wat in de klassieke imkerij als plaatsverspilling wordt beschouwd; ze dragen net bij tot de warmtehuishouding van een bijenvolk.

Als we dit alles in overweging nemen, en we de ‘imme’ als één wezen zien, is het niet meer dan normaal dat je niet in de raten gaat rommelen en bij een kastcontrole heel nauwkeurig alle raten in hun volgorde laat. Als je raten verplaatst, of lege waswafels tussenschuift schud je het wezen van een bijenvolk helemaal dooreen waardoor het zijn eigenheid en zijn sterkte verliest. Op den duur verzwak je dus het bijenbestand. In commerciële waswafels vinden we bovendien vaak insecticiden en hoewel de impact op de gezondheid officieel niet helemaal bekend is, ligt het geval van de “sjoemelwas” uit 2016 op de Belgische markt héél fris in het geheugen.

Celmaat

En toch zijn ook sommige natuurimkers voorstander van het geven van waswafels. Ze hebben daar goede redenen voor. Pakweg honderd jaar geleden bouwden honingbijen hun raten met een kleinere celmaat. 4,9mm was toen de norm. Door het geven van waswafels met als basis 5,6mm werden de bijen geforceerd om te groeien. Die grotere werksters waren krachtiger en ze konden meer honing binnenhalen én er was meer plaats voor nog meer honing in die grote cellen. Toen in de jaren tachtig varroa destructor over Europa verspreid werd, stelden velen al snel vast dat de parasiet veel beter gedijt in die grote cellen. Een kleinere celmaat lijkt een natuurlijke manier om de varroa-druk in te dijken. Nu blijkt echter dat bijen door het jarenlange gebruik van waswafels geconditioneerd zijn tot het bouwen van grote cellen. Door het geven van waswafels met een kleinere celmaat (van 5,3mm over 5,1mm naar 4,9mm) leren we de bijen opnieuw hoe ze vroeger bouwden. Verschillende imkers hebben echter ook kunnen vaststellen dat dit niet altijd klopt. Op een lengte van 10cm tellen we bij “grote” waswafels meestal 17 of 18 cellen. Als er een leeg kader wordt ingehangen komt het niet zelden voor dat de bijen vanzelf 19 à 20 cellen bouwen over een afstand van 10cm.
De internationaal meest bekende promotoren van de kleinere celmaat zijn Ed & Dee Lusby. Je kan er alles over lezen hier.
Tot slot moeten we ook noteren dat de raten in (zoveel mogelijk) natuurlijk gehouden kolonies niet
helemaal natuurlijk zijn. Meestal is het de imker en niet de bijen die bepaalt hoe de raten eruit zien. Hij bepaalt de afstand tussen de raten door middel van toplatten of ramen met geleiders. Enkel in korven, stronken, lemen kasten en in bomen is de architectuur van de raten helemaal natuurlijk.